Instrumentengroep
Er zijn vijf verschillende groepen waarbij een instrument kan worden in gedeeld. In de groep van de koperblazers zitten instrumenten zoals de trompet, de trombone, de hoorn en de tuba. In de groep van de houtblazers zitten instrumenten zoals de klarinet, de hobo, de fagot, de dwarsfluit, de blokfluit en de saxofoon. In de groep van de snaarinstrumenten zitten instrumenten zoals de viool, de altviool, de cello, de contrabas, de gitaar, de mandoline de banjo en de harp. In de groep van de toetsinstrumenten zitten instrumenten zoals de piano, het klavecimbel, het orgel, het harmonium, het elektronisch orgel en de synthesizer. In de groep van de slaginstrumenten zitten instrumenten zoals de kleine trom, de grote trom, de xylofoon, de vibrafoon, het klokkenspel en de buisklokken. De panfluit behoort tot de houten blaasinstrumenten. |
Instrumentenbouw
De panfluit bestaat uit een aantal pijpen die aan elkaar zijn bevestigd. Onder aan deze pijpen zit een band die de uiteindes bedekt. De Roemeense panfluit is gebogen omdat hij zo makkelijker te bespelen is. Dit komt omdat je automatisch de neiging hebt om met je armen en dus ook je schouders mee te draaien. Panfluiten kunnen uit verschillende materialen zijn gebouwd. Zo bestaan er panfluiten uit steen, bamboe, hardhout, glas en zelfs plastic. De rand aan de onderkant kan van vele soorten materiaal gemaakt worden maar meestal is dit hout. De stenen panfluiten werden gebruikt in de tijd van de Romeinen. Deze waren meestal ook versierd met allerlei figuren. Bamboe wordt het meeste gebruikt voor het maken van een Roemeense panfluit. Ook hardhout wordt hiervoor vaak gebruikt. De glazen panfluit is er meer voor de show. Deze is in het gebruik niet zeer handig want glas is vrij zwaar en glijdt stroever over de onderlip. De panfluit die gebouwd is uit plastic kom je minder snel tegen. Vaak zijn dit oefenfluiten voor kinderen. In principe kun je panfluiten in alle maten bouwen. Er zijn echter een aantal standaardmodellen. De 13-toons panfluit wordt in Nederland vrij veel gebruikt. In Zwitserland, waar men vaker iets van de panfluit hoort en waar jaarlijks masterclass wordt gegeven, komt de 13-toons panfluit bijna niet voor. Bij de 20-toons panfluit is dit precies omgekeerd. Deze wordt ook de sopraan-panfluit genoemd. De 22-toons panfluit, wordt ook wel alt-panfluit genoemd. In de volksmond gebruikt men de namen alt-panfluit en sopraan-panfluit niet zo vaak. Naast de 25-toons panfluit, is er ook een 26-toons panfluit. Als men het over een tenor-panfluit heeft, weet de andere persoon nooit over welke van beide men het heeft. Omdat panfluiten in de meest verschillende variaties (qua pijpen) gebouwd worden, worden ze ook vaak genoemd naar het aantal pijpen. Hieronder staat een klein overzicht van de meest voorkomende panfluiten. |
Oorsprong
Van oorsprong bestond de panfluit al voor de mens, in de natuur. Sinds de schepping van de aarde gaan er al stormen over land en zee. Op het land en aan de oevers stonden planten waaronder ook de bamboeplant. De bamboestengels braken over door stormen, en wat er bleef staan was een open holle bamboestengel. Als de wind hier overheen blies klonken er panfluitachtige klanken. Sinds het ontstaan van de aarde is de panfluit over de hele wereld verspreid. Men vond en vindt panfluiten in meer dan 50 landen. Het was een specifiek instrument voor herders en soms dorpelingen. De ‘gecultiveerdere’ lagen van de bevolking, de adel, vonden de scherp klinkende panfluit maar niets. In de loop van de 18e eeuw veranderde dit, zeker in de provincies die bij het huidige Roemenië horen. De stadsmuzikanten (meestal zigeuners), vonden dit instrument wel interessant. Ze verbeterde het door de uitbreiding van ± 9 naar ± 20 pijpen. Ook gebruikten ze betere geïmporteerde bamboepijpen en intoneerden ze de panfluit opnieuw, om het in de amusementsorkesten te kunnen invoeren. Deze bestonden standaard uit viool, altviool, cimbaal, cobza (luitachtig instrument dat een tokkelbegeleiding produceert) en een contrabas. Deze orkesten speelden en spelen ook nu nog bij bruiloften, in cabarets, salons, en cafés. Vele Roemeense orkesten, die ook wel tarafs genoemd worden, zijn in de loop van de eeuwen internationaal bekend geworden. |
De Legende
Pan is de god van het woud en patroon van de herders en hun kudden. Verder is hij de god van het vee en het dierlijk instinct. Hij heeft het onderlijf en de hoorns van een geit, maar een menselijk bovenlijf. Verder heeft hij een lang smal gezicht, een grote neus en twinkelende oogjes. Over het ontstaan van de panfluit zegt de Griekse mythologie dat de God Pan de panfluit heeft gemaakt. De Griekse bos- en herdersgod zwierf over de bergen, de nimfen achtervolgend of vermakend. Toen hij een keer plotseling verscheen veroorzaakte hij ‘panische’ schrik. De mooie nimf Syrinx, waar Pan verliefd op was, schrok zo zeer dat ze zich tijdens het vluchten in de golven van de rivier Ladon (peleponnes) stortte, nadat zij deze om hulp had gevraagd. Op de plaats waar ze onderging, schoot een rietstengel de lucht in. Pan brak deze af en brak het in kleinere stukken. Deze maakte hij aan elkaar en blies hierop, om zijn bedroefdheid te vergeten. Dit instrument is sindsdien bekend als Syrinx (herdersfluit = Panfluit). In de bossen zorgde Pan voor veel mysterieuze geluiden die herders en hun kuddes vervulden met angst. Hetzelfde gold voor mensen op afgelegen plekken. Dit is de verklaring van het woord pan-iek. Een panische schrik is een plotselinge, algemene, maar ongegronde schrik. Om die reden kon men hem maar beter te vriend houden. Ook het voorvoegsel pan- (alles) is van Pan afgeleid, omdat hij werd gezien als de personificatie van de natuur. Sinds de Middeleeuwen werd zijn uiterlijk overgenomen om de duivel af te beelden. |
Fanica Luca
Tijdens de Parijse wereldtentoonstelling van 1889 betoverde Anghelus Dinicu de bezoekers die van de hele wereld afkomstig waren. Een paar jaar later, raakte de Russische componist Nicolai Rimski-Korssakov in de ban van de panfluit en voegde in de partituur van zijn balletopera “Mlada” (1893) een solostem voor panfluit in. Bij de Parijse wereldtentoonstelling van 1937 en de New Yorkse wereldtentoonstelling in 1939 betoverde de nu wereldberoemde Fanica Luca miljoenen mensen (Fanica Luca was de oom en docent van mijn docent, Damian Luca). |